+ de Baumgruppe.

Met dank aan Anne Nelson.

 

De bomaanslag op de sovjet-expositie vond plaats op 18 mei 1942. Toch zou Viktor Klemperer er niet eerder over in zijn dagboek schrijven dan 8 juni van datzelfde jaar. De Duitse pers had immers het hele incident achtergehouden, doch het nieuws had Klemperer mondeling bereikt. Hij schreef het volgende over de “Joodse brandstichting”: 500 mensen zijn gearresteerd. Van hen zijn er 30 vrijgelaten, 220 zijn gedeporteerd naar concentratiekampen, 250 zijn doodgeschoten en de families van alle 470 mensen, die werden vast gehouden, werden “geëvacueerd”. Vijf dagen later schreef Propagandaminister Josef Goebbels eveneens in zijn dagboek: “ We hebben een groep van saboteurs en moordenaars in Berlijn ontmaskerd . Onder hen bevinden zich ook de groepen, die betrokken waren bij de bomaanslag op de SowjetParadies-tentoonstelling. Het is veelbetekenend dat zich onder de arrestanten vijf Joden bevinden, drie half-Joden en vier Ariërs. Er is zelfs een ingenieur van Siemens onder hen. De bommen werden deels gefabriceerd in het Kaiser-Wilhelm Instituut.” Dit incident vormde voor Goebbels de directe aanleiding om bij Hitler de druk op te voeren om alle Joden uit Berlijn weg te voeren. Op dat moment bevonden er zich nog 40.000 Joden in Berlijn. De daders waren leden van de Baum-gruppe.

De Baum-gruppe, genoemd naar de leider Herbert Baum, was een verzameling van Joden met communistische sympathieën. Eind dertiger jaren werden er excursies ondernomen naar de buitenwijk van Berlijn. Daar vonden gesprekken plaats aangaande de standpunten over de toenemende bedreigende politieke situatie in nazi-Duitsland. Tijdens de oorlog werden veel van deze groepen verboden en hun leden ontmoetten elkaar in het geheim in elkanders huizen. Ook werden de vrijheden van de Joden steeds meer beperkt. In 1940 werd verplichte arbeid ingesteld. Merkwaardig genoeg bood dit juist een mogelijkheid tot het oprichten van een verzetsgroep. Zo gebruikte Baum zijn werkplaats bij Siemens voor het rekruteren van nieuwe leden. Hij legde ook contact met niet-Joodse groepen, één van de belangrijkste daarvan was die van Werner Steinbrink. Dit contact zou van grote waarde blijken te zijn voor de aanslag op de Sovjetexpositie. Steinbrink werkte namelijk op het Kaiser-Wilhelm instituut.

Gedurende begin 1942 hield de Baum-gruppe zich voornamelijk bezig met het schrijven en verspreiden van pamfletten om de anti-oorlogshouding onder de Duitse bevolking te stimuleren. Hun doelgroepen waren in eerste instantie doktoren en soldaten, maar ook huisvrouwen werden niet vergeten. Maar toen vond zowel Baum als Steinbrink het tijd geworden om het Naziregime omver te werpen en ze hadden beiden het idee dat de bevolking inmiddels ook zo ver was om hieraan mee te doen. Belangrijke aanleiding voor die gedachte was het feit dat de opmars in Rusland ook niet triomferend verliep, waar wel op gehoopt was. Bovendien vonden beide mannen dat het nodig werd om de wereld te laten zien dat er in Nazi-Duitsland weerstand was tegen het regime. Baum en Steinbrink zochten een object om hun verzet te tonen en hun oog viel op de tentoonstelling Das Sowjetparadies, die plaats zou vinden op 18 mei 1942. Een plan voor een anti-sovjet-tentoonstelling bedacht door Goebbels. Wanneer de erbarmelijke werkomstandigheden getoond werden, die mensen moesten ervaren in zogenaamde Russische “werkparadijzen”, zou dat het enthousiasme voor de oorlog doen aanzetten, zo veronderstellende hij.

De tentoonstelling was reeds in Wenen, Praag en Parijs geweest en thans was Berlijn aan de beurt. De tentoonstelling omvatte verschillende grote tenten, die opgebouwd werden in de Lustgarten, een voormalig tuinpark van het Berliner Stadtschloss. Een deel ervan was door de nationaalsocialisten betegeld voor manifestaties. Het besluit om daar een bom af te laten gaan, werd overigens niet unaniem door de groep genomen. Verschillende leden hadden te kennen gegeven bang te zijn voor represailles. Toch gingen de voorbereidingen door. Volgens het originele plan zou de daad plaats moeten vinden op zondag 17 mei, maar de kans op grote toeloop van publiek maakte dat de aanslag een dag uitgesteld werd. Enerzijds liepen de plegers meer risico betrapt te worden, wanneer er veel toeschouwers waren, anderzijds wilde men ook niet dat er slachtoffers vielen. De volgende dag werd hun wens om weinig publiek nog meer gehonoreerd dan verwacht, want het was gaan regenen. Bij voorafgaande inspecties had het model van een Russisch restaurant wel geschikt geleken, maar die betreffende maandag zat de tent op slot en werd er uitgeweken naar het huis van een Russische werkman. De explosieven werden geplaatst (volgens Goebbels waren het vijf bommen geweest) en de mannen vluchtten weg. Het resultaat waar de strijders op gehoopt hadden, viel zwaar tegen. De brandhaarden die ontstonden, waren snel gedoofd, niemand was gedood en slechts elf personen liepen beademingsproblemen op vanwege de rook. Nog een tegenvaller: de volgende dag kon de expositie gewoon weer open.

Ondanks het minimale effect van de aanslag konden vergeldingen niet uitblijven en ze kwam vrij snel op gang en wel in drie vormen: represailles, arrestaties en processen, deportaties. De represailles betroffen de leden van de groep en 500 andere Berlijnse Joden die opgepakt werden en waarvan de helft direct doodgeschoten werden. De rest werd naar Sachsenhausen gestuurd waar ze enkele maanden later stierven. De arrestaties en veroordelingen vonden plaats in drie fasen:
-De eerste golf van arrestaties van de groepsleden was nauwelijks vier dagen na de aanslag en duurde tot de zomer. Er waren geruchten dat er een verrader in het spel was, een spion van de Gestapo en een lange tijd werd gedacht dat dit Joachim Franke moest zijn. Hij was samen met Steinbrink de leider van de Steinbrink-Franke-gruppe. Zijn motief zou zijn geweest een poging om het leven van zijn vrouw te sparen. In loop van de tijd was er twijfel gerezen, omdat Franke de meeste groepsleden niet kende.
-De tweede golf was op 4 maart 1943. Voor beide arrestatiegroepen werden zeer korte processen gehouden door de Nazi’s. De meeste arrestanten uit de tweede groep werden veroordeeld tot de guillotine; enkelen kregen gevangenisstraf, doch uiteindelijk werden zij naar vernietigingskampen gestuurd.
-De derde en laatste groep werd op 7 september 1943 gevonnist. Het waren drie leden, die te laat gearresteerd waren om in eerdere processen veroordeeld te worden. Hun vonnis luidde ophanging, omdat de guillotine in Plötzensee-gevangenis beschadigd was bij een luchtaanval.
Herbert Baum stierf op 11 juni 1942, terwijl hij in bewaring zat in de gevangenis Moabit. De omstandigheden zijn tot op vandaag dubieus, mogelijk door zelfmoord, maar ook martelingen kunnen de oorzaak van zijn dood geweest zijn. Steinbrink werd omgebracht op 18 augustus 1942 in Plötzensee-Berlijn.

Was de aanslag deze offers waard geweest? De doelstellingen werden in ieder geval niet gehaald. Het Duitse volk werd zich pas bewust van de nederlaag van de Russische veldtocht na de Slag bij Stalingrad in januari 1943. Ook de hoop dat de wereld kennis zou nemen van het verzet in Duitsland werd evenmin bereikt. Wat namelijk door de groepsleden over het hoofd werd gezien, was dat de nazi’s de volledige controle hadden over de media. Zij zouden er zorg voor dragen dat geen wanklank zijn weg naar het buitenland kon vinden. Slechts mondeling kon het nieuws door gegeven worden en dat gebeurde tergend langzaam. De vraag is in hoeverre Baum en zijn groep op het moment van planning op de hoogte waren van de risico’s, die onbekende mensen liepen als gevolg van de represailles. Evenmin is bekend of de Joodse populatie toen al wist dat het vertrek naar de kampen automatisch inhield dat ze nooit meer terug kwamen. In dat geval zou de beslissing veel makkelijker genomen zijn, omdat de dood voor de Joodse leden sowieso onvermijdelijk was. Toch was Herbert Baum niet naïef aan deze actie begonnen. Zo had hij vijf mensen het tentoonstellingsterrein opgestuurd, die nauwelijks een Joods uiterlijk hadden. Maar hij had ook gezorgd voor een groot ontsnappingsplan richting Frankrijk. Tijdens zijn werkzaamheden bij Siemens had hij contact weten te maken met niet-Joodse dwangarbeiders uit Frankrijk en van hen verkreeg hij valse identificatiepapieren voor een aantal leden van zijn groep. Maar zijn plan mislukte en de gevolgen zijn bekend geworden.

Het spreekt voor zich dat wanneer er pogingen ondernomen worden om zich te verzetten tegen een regime, deze gedachtegang op ethische bezwaren stuit. De grens te bepalen wat nog verantwoord is en wat niet meer is zeker geen eenvoudige opgaaf. Het spreekt voor zich dat wanneer er pogingen ondernomen worden om zich te verzetten tegen een regime, deze gedachtegang op ethische bezwaren stuit. De grens te bepalen wat nog verantwoord is en wat niet meer is zeker geen eenvoudige opgaaf. Nu, meer dan zestig jaar na de oorlog lijkt het zoveel simpeler om te bepalen wat mensen ten tijde van de onderdrukking hadden moeten doen en is een oordeel als gekkenwerk of heldhaftigheid gauw gemaakt. De actie van de Baum-gruppe is op zichzelf niet zo indrukwekkend geweest. Wat het bijzonder maakte, was het feit dat het hier om een grote actie ging ondernomen door Joden, zij het met communistische sympathieën. Eerlijkheid gebiedt te stellen dat alles ook niet zo heldhaftig was als het nu lijkt. Zo stond de Baum-gruppe ook bekend om een ander – meer naargeestige – activiteit. De groep had dringend geld nodig om de antinazistische activiteiten te financieren. Daartoe vroegen ze een bijdrage in de vorm van huisraad aan de Joden die op punt stonden om naar de kampen te vertrekken. Die goederen konden dan verkocht worden en het geld kwam ten goede aan het verzet. Een aantal mensen daarentegen koesterden de verwachting om eens weer huiswaarts te keren – niet beseffend op dat moment wat hen daadwerkelijk in de kampen te wachten stond. Zij weigerden dan ook om hun goederen af te staan. Daarop besloten Baum, Steinbrinck en Birnbaum, een medelid en een niet-Jood, zich de goederen toe te eigenen. Ze deden dit door zich voor te doen als Gestapo-officieren, die een aantal goederen kwamen vorderen, waaronder een portabel typemachine, een schilderij en enkele oosterse tapijten. Die actie leverde inderdaad een aardige som geld op.

Het archief met betrekking de Baum-gruppe bleef jarenlang gesloten. Alleen wat paste in het beleid van de DDR, namelijk de activiteit van communistische verzetsgroepen werd bekend gemaakt. Door beeldhouwer Jürgen Raue werd in 1981 in opdracht van de Magistraat van Berlijn (Oost) een gedenksteen ontworpen ter herinnering aan de moedige verzetsactie van 1942. Het monument is gelegen in de lusttuin, waar de aanslag destijds is gepleegd.

120px-Herbert_Baum_Memorial_2528670399

                        Herbert Baum-memorial in Lustgarten Berlijn

Zie ook artikel bij Vrouwen in het verzet- korte biografieënde vrouwen van de Baumgruppe.

Bron:

Lindenberger, Herbert- Essay: Heroic or foolish? The 1942 bombing of a Nazi Anti-Soviet Exhibit.-2006